Wat je leerlingen wil meegeven

PO

Gendi-tips

Wat wil jij leerlingen meegeven op het gebied van seksuele- en genderdiversiteit en respect voor diversiteit?

  • 1. Denk zelf én als team na over wat je je leerlingen wil meegeven

    Leerlingen respect bijbrengen voor hun eigen gender en seksuele voorkeur en die van de ander gaat niet van de ene op de andere dag. Het is goed om zelf en samen met het team na te denken over wat je op dat punt met je leerlingen wilt bereiken. Met de teamtool Waar begin je? kun je dit met elkaar verkennen en op regelmatige basis bespreken. Het helpt je in de dagelijkse praktijk enorm wanneer je gezamenlijk weet waar je met je leerlingen naar toe wilt en wat je hen wilt meegeven.

    Voor jezelf kun je bepalen wat jij belangrijk vindt om te delen met jouw leerlingen als het gaat om gender- en seksuele diversiteit en hoe dat aansluit bij de visie van jullie school. Zo kun je bijvoorbeeld voorleven dat je identiteit nooit af is en dat er geen goed of fout bestaat in wie je bent of op wie je verliefd wordt.

    Naast wat je leerlingen wil meegeven is het goed te weten wat je leerlingen moet meegeven over gender- en seksuele diversiteit. Lees het artikel op Gendi: Wat is verplicht?

  • 2. Wees een rolmodel in openheid

    We willen leerlingen helpen bij het ontwikkelen van een veilige en respectvolle manier van omgaan met elkaar. De school is bij uitstek dé oefenplaats als het gaat om burgerschap. In de schoolpraktijk doen zich situaties voor die we ook in de samenleving tegenkomen. Deze situaties kunnen nieuw zijn voor (sommige van) je leerlingen. Bijvoorbeeld een jongen in een jurk of een leerkracht die getrouwd is met iemand van dezelfde sekse.

    Goed burgerschap vereist niet alleen een mate van aanpassing aan de groepsnormen maar ook dat leerlingen nagaan wat ze zelf willen en hun behoeftes daarover openlijk uiten. Als leerkracht kun je uitdragen dat je kunt leren omgaan met nieuwe situaties en nieuwe dingen. Het is oké als een jongen met poppen speelt, als meisjes goed kunnen voetballen, dat meisjes verliefd kunnen worden op meisjes en dat de leerling met Vaderdag twee cadeautjes maakt voor zijn vaders.

  • 3. Nuanceer genderverwachtingen

    Door op verschillende momenten zowel stereotype als niet-stereotypevoorbeelden te noemen geef je een boodschap af: je mag zijn wie je bent. ‘Alle kinderen kunnen stoer zijn, sommige kinderen willen soms een prinsessenjurk dragen.’

    Door inclusiever te communiceren werk je aan seksuele integriteit bij je leerlingen: bewust, respectvol en verantwoordelijk omgaan met de eigen seksualiteit en gender, en die van een ander. Het geeft leerlingen de ruimte om alles te zijn wie of wat ze willen zijn.

  • 4. Ondersteun leerlingen in het maken van eigen keuzes

    Door kinderen te leren om hun eigen keuzes te maken, ontdekken ze waar hun talenten liggen. Afhankelijk van de thuiscultuur, hun leeftijd kunnen leerlingen meer of minder vooroordelen of normatieve verwachtingen hebben. In de onderbouw zijn leerlingen meer bezig zijn met genderverschillen, in de middenbouw meer met openheid en conformisme, en in de bovenbouw spelen leefstijl en oriëntatie een grotere rol.

    Er zijn twee dingen belangrijk als we kinderen willen ondersteunen in het maken van eigen keuzes:

    1. Ondersteun kinderen bij het leren omgaan met hun onzekerheid dat ze misschien anders zijn dan anderen.
    2. De omgeving toleranter maken ten opzichte van niet traditioneel gedrag rond gender en seksualiteit.  Dit maakt het makkelijker voor kinderen een eigen keuze te maken op het gebied van gender- en seksuele diversiteit.

    Het is belangrijk om de kinderen te leren dat zij hun gevoel leren kennen, en dit leren uiten met respect voor anderen.

  • 5. Laat leerlingen elkaar in hun behoeften ondersteunen

    Eén van de belangrijkste manieren om verschillen te leren waarderen, is om te leren elkaar te ondersteunen in wat je nodig hebt. Daarvoor moet je elkaar leren kennen. Dat gebeurt natuurlijk in vriendengroepjes, maar kan ook daarbuiten. Laat daarom leerlingen vaker in gemengde groepjes samenwerken. Probeer hen conflicten zelf te laten oplossen, bijvoorbeeld door middel van een sociokring.

  • 6. Werk samen aan een doorlopende leerlijn

    Je wilt je leerlingen meegeven dat ze open kunnen zijn over hun gevoelens en dat ze empathie kunnen ontwikkelen. Je wilt dat ze leren aan te geven waar zijn behoefte aan hebben en wat zij voelen. Dit gaat echter niet in één les. Een doorlopende leerlijn kan je daarbij houvast geven. Deze drie punten zijn onmisbaar bij de uitwerking van die leerlijn:

    1. De verschillende uitgangsposities van al je leerlingen.
      Zo worden meiden over het algemeen meer empathisch opgevoed dan jongens en hebben daardoor mogelijk meer behoefte te leren hun wensen duidelijk over te brengen. Jongens worden over het algemeen vaker opgevoed hun eigen wensen als vanzelfsprekend centraal te stellen en hebben daardoor mogelijk meer aandacht nodig om te leren luisteren. Denk hierbij constant aan ‘al je leerlingen’, de jongens, de meiden, en de leerlingen erbinnen en erbuiten.
    2. Respect voor jezelf en de ander.
      Het is belangrijk dat leerlingen zowel leren om voor zichzelf op te komen en om respect te hebben voor de behoeften van anderen.
    3. Jouw pedagogische reacties bij (on)verwachte situaties in de klas.
      Dit is oefenen, oefenen en oefenen. Door met collega’s of met elkaar als team regelmatig situaties uit je klaslokaal door te spreken en hier met elkaar of zelf op te reflecteren, kun je hierin leren en groeien. De kern van pedagogisch vakmanschap is reflectie; hoe heb ik gehandeld in die ene specifieke situatie met die leerling(en)? Wat deed dit met de leerling? En hoe ga ik hier vervolgens mee om? Om je hierin op weg te helpen heeft School & Veiligheid de tool Kijkroute ontwikkeld met video’s, pedagogische wegwijzers en een gesprekstool voor het team.

  • 7. Aandacht voor genderverschillen en overeenkomsten (onderbouw)

    Vroege aandacht voor gender is belangrijk omdat met name normen over gender zich zich al vanaf jonge leeftijd ontwikkelen. In de onderbouw zijn de kinderen erg bezig met het ontdekken van hun lichaam en de verschillen tussen jongens en meisjes. Al lerende proberen zij deze categorieën te begrijpen en over het algemeen begint daarmee meteen de stereotypering. Dat is niet erg, zolang het maar geen negatieve effecten heeft, zoals uitsluiting.

    Door kinderen in de onderbouw te leren dat er niet alleen verschillen zijn maar ook overeenkomsten, en ze te leren om vragen te stellen en een open houding aan te nemen naar nieuwe dingen, nuanceren we de natuurlijke neiging tot stereotypering. Zo kun je bijvoorbeeld spelletjes doen waarbij leerlingen ’spelen met genderverschillen en -overeenkomsten’. Denk daarbij aan het sorteren van spullen die meisjes en jongens of mannen en vrouwen kunnen gebruiken of waarmee ze kunnen spelen. Daar zijn wel stereotype verwachtingen over, maar in de praktijk kan iedereen afwassen of voetballen.

  • 8. Aandacht voor vriendschap, verliefdheid en sociaal gedrag/pesten (middenbouw)

    Naarmate kinderen ouder worden, leren ze meer nuanceren. In de middenbouw krijgen ze steeds meer belangstelling voor hun omgeving en voor het functioneren in een groep. Ze gaan diepere vriendschappen aan. Er kunnen meisjesgroepen en jongensgroepen ontstaan en binnen die groepen spelen genderstereotypen een rol. Tegelijkertijd is seksuele voorkeur en gender nog niet geproblematiseerd, en zien veel kinderen er geen probleem in om een ’relatie’ te hebben met iemand van hetzelfde geslacht, of als een jongen een prinsessenjurk te dragen.

    Om mogelijk gedrag van uitsluiting en seksisme te voorkomen kun je denken aan het volgende:

    • Organiseer aan het begin van het schooljaar – in de de zogeheten ’Gouden Weken’ – activiteiten en groepsspelletjes om de sociale cohesie in de groep te versterken.
    • Spreek samen met de leerlingen groepsregels af. Dit kan bijvoorbeeld gaan over respectvol met elkaar omgaan, elkaar niet uitlachen et cetera.
    • Behandel in de klas de onderwerpen verschillen en overeenkomsten tussen jongens, meisjes, intersekse kinderen en transkinderen. Het bespreken van interseksualiteit en transseksualiteit maakt het voor kinderen tot onderdeel van het bestaan, waardoor het niet wordt gestereotypeerd als abnormaal.
  • 9. Aandacht voor verliefdheid, relaties, leefvormen, coming-out en genderidentiteit (bovenbouw)

    In de bovenbouw van het basisonderwijs, als de kinderen circa 11-12 jaar zijn, beginnen de hersenen zich zodanig te ontwikkelen dat zij voor het eerst meer abstract kunnen nadenken. Zo ontdekken zij dat hun eigen mening soms anders is dan die van hun ouders of van hun omgeving. Ze zien dat de families van andere kinderen soms anders zijn dan die van hun eigen familie. Dat gezinnen met twee moeders of twee vaders blijkbaar als ‘anders’ beschouwd worden. Kinderen beseffen zo dat hun omgeving, hun cultuur of hun geloof invloed heeft op hoe zij en anderen dingen zien en beoordelen.

    In de bovenbouw komt er ruimte om een gesprek te voeren over het feit dat verschillende mensen met verschillende achtergronden, verschillende opvattingen kunnen hebben over gender en seksualiteit. Begrippen zoals tolerantie en discriminatie kunnen daardoor voor het eerst echt begrepen worden en de diepere inhoud krijgen voor de kinderen. Hoe je zo’n gesprek voert in de klas lees je in de Gendi-tip ‘Een veilig klassengesprek voeren’.

    Sommige kinderen hebben in deze leeftijd al duidelijke gevoelens over hun gender of over hun seksuele voorkeur. Ze zijn in deze leeftijd vaak nog niet zodanig beïnvloed door de norm van heteroseksualiteit dat ze dit niet durven uiten. Het uiten van je transseksualiteit of homoseksualiteit tegen de norm in, noemen we coming-out. Idealiter biedt een basisschool een sfeer waarin leerlingen geen coming-out nodig hebben, omdat ze hun gevoelens altijd op een vanzelfsprekende manier kunnen uiten.

 

 

 

 

 

 

 

(Les)materialen

Kletskaartjes over gender- en seksuele diversiteit

polesmateriaalgespreksstarter

Praten op een laagdrempelige manier over gender- en seksuele diversiteit? Dat kan! Met de ‘Kletskaartjes’ voer je leuke en leerzame gesprekjes in de klas. Gratis werkvorm van School & Veiligheid.

Astra pakket

lespakketgenderdiversiteitpo

Het astronautje Astra neemt leerlingen uit groep 3 en 4 mee op avontuur. Een ontdekkingsreis rond de onderwerpen seksuele oriëntatie, genderidentiteit en genderexpressie. 

LEF-kist

pogastleslesmateriaal

De LEF-kist is een doorgaande leerlijn voor groep 1 t/m 8 over diversiteit en respect: ‘Het mooiste dat je kunt worden is jezelf’. Indien gewenst geeft Schiedams Lef ook gastlessen hierbij.

Kennis & inspiratie

Wat is verplicht?

schoolbeleidkenniswetgevingpo/vo/mboToon nog 1 tags

Scholen zijn wettelijk verplicht aandacht te geven aan seksuele diversiteit en te zorgen voor sociale veiligheid. Welke wetten en regels gelden allemaal? En mag een leerling een les die hierover gaat weigeren of thuisblijven?

Burgerschap & seksuele diversiteit

inspiratielhbti+burgerschappo/voToon nog 1 tags

School is een plek waar kinderen en jongeren democratisch burgerschap aanleren. Ze leren omgaan met anderen en met verschillen. Ook op het gebied van seksualiteit, gender en sekse. 

Waar begin je?

teamtoollhbti+po/vo

Een poster om met collega’s stil te staan bij de vraag: ‘Zijn we nog steeds goed bezig om een veilige school te zijn, mét respect voor gender- en seksuele diversiteit?’ Gratis te bestellen of downloaden.

Ga naar het Adviespunt van School & Veiligheid

voor advies over lhbti+ en sociale veiligheid op school