po/vo/mboonderzoek

Jongeren met lhbti+-gevoelens worden vaak niet optimaal geholpen door hulpverleners. Dat blijkt uit een onderzoek van Movisie en het NJI. Hoewel de situatie in het onderwijs niet is onderzocht, zijn de conclusies en aanbevelingen ook voor scholen interessant.

Belangrijkste conclusies

De belangrijkste conclusies uit het rapport zijn:

  • Hulpverleners merken vaak niet op dat jongeren lhbti+-gevoelens hebben.
  • Kennis en handelingsmogelijkheden zijn vaak beperkt.
  • Er wordt er weinig doorverwezen naar specialistische hulpverlening.

Lhbti+-jongeren zijn beperkt zichtbaar

Transgenderjongeren zijn bij hulpverleners minder in beeld dan lesbische, homoseksuele en biseksuele jongeren (lhb- jongeren). Jongeren met een intersekse conditie zijn niet zichtbaar.

Lhb- jongeren zijn vaker zichtbaar dan transgenderjongeren. Professionals die zelf lesbisch, homo of bi zijn (19% van de respondenten) merken LHB-jongeren wél vaker op.

Seksuele voorkeur niet vanzelfsprekend bespreekbaar

Professionals maken seksuele voorkeur vaker bespreekbaar dan genderdiversiteit, zowel met individuele jongeren als in groepen. Een niet-heteroseksuele voorkeur is meestal geen taboe-thema voor professionals maar heel ‘gewoon’. Ze besteden er in hun werk met jongeren niet vanzelfsprekend aandacht aan, terwijl het voor jongeren juist bijzonder is om te ontdekken dat ze lesbische, homo- of bi-gevoelens hebben.

Beperkte kennis en weinig gesprekken

Professionals die deelnamen aan het onderzoek gaven zelf aan over kennis te beschikken zoals het hogere risico van lhbti+-jongeren op depressie en zelfmoord. Toch bleek uit het onderzoek dat zij veel vragen hebben over specifieke lhbti+-problematiek. Negen op de tien professionals geeft aan onvoldoende te weten van jongeren met een intersekse conditie om deze te kunnen begeleiden.

De onderzochte professionals lijken lhbti+-gevoelens van jongeren niet snel in verband te brengen met hun ‘hulpvraag’. Ook laten ze het initiatief voor een gesprek over seksuele en genderdiversiteit bij de jongeren zelf.

Weinig doorverwijzing

Professionals geven aan weinig gebruik te maken van specialistische hulpverlening. Gespecialiseerde hulpverlening is bij hen matig bekend. Ook is daadwerkelijk doorverwijzen als de jongere er baat bij heeft en dat zelf wil voor hulpverleners niet vanzelfsprekend.

Tips voor onderwijsprofessionals

Uit het onderzoek blijkt dat hulpverlening voor lhbti jongeren beter kan. Ook onderwijsprofessionals kunnen zorgen dat:

  • Lhbti+ leerlingen zichtbaar voor je zijn.
  • Je het onderwerp niet uit de weg gaat. Er zijn diverse materialen beschikbaar die helpen het gesprek hierover te voeren.
  • Je kennis hebt over lhbti+‘ers.
  • Je weet waar jongeren terecht kunnen voor specialistische hulp en ze daadwerkelijk doorverwijzen.

Jong & Anders

Het onderzoek ‘Jong & Anders’ is uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut en Movisie betreft niet het onderwijs.


Ga naar het Adviespunt van School & Veiligheid

voor advies over lhbti+ en sociale veiligheid op school